Frans Cadée
          

Geluksvogel in blauwe nacht 


Geluksvogel in blauwe nacht
Olieverf op doek
In Geluksvogel in blauwe nacht presenteert Frans Cadée een stille, poëtische scène die zich uitstrekt tussen hemel en aarde. De compositie is eenvoudig maar geladen: een menselijke figuur, geel als zonlicht, staat in een lege, olijfgroene vlakte onder een uitgestrekte blauwe hemel. De figuur lijkt stil te staan — observerend, luisterend, misschien zelfs dromend.
In de hemel zweven cirkels, vlekken en stippen — planeten, gedachten, herinneringen? De compositie is ogenschijnlijk leeg, maar wemelt bij nadere beschouwing van betekenis. Cirkels zweven in het blauw als hemellichamen, droomresten of innerlijke werelden. Ze staan niet vast, maar bewegen in een ritme dat alleen voelbaar is. De aarde onder hem is zwaar en stil — als de bodem van een herinnering. Zoals vaker in zijn werk krijgt de toeschouwer ruimte om te interpreteren.
De ‘geluksvogel’ uit de titel is niet zichtbaar in de klassieke zin, maar de mens zelf is wellicht de geluksvogel: een overlevende, een reiziger tussen binnen- en buitenwereld, een wezen dat betekenis vindt in stilte.
De rode schoenen onderstrepen zijn aardsheid — speels, kwetsbaar, misschien zelfs een verwijzing naar kinderlijke verwondering. Toch staat hij stevig: gegrond, aanwezig. Zijn lichaam straalt iets uit, niet door gebaar of gezichtsuitdrukking, maar door zijn aanwezigheid zelf.
Het werk is ingetogen, maar niet leeg. In de ruimtelijkheid van het doek ligt juist de kracht van de suggestie. De blauwe nacht is geen bedreiging, maar een plek van openheid. Hier toont hij hoe mystiek en alledaags, licht en donker, leegte en betekenis in elkaar kunnen overvloeien.

In Geluksvogel in blauwe nacht verbeeldt hij een moment van stille verwondering. Tegen een intens kobaltblauw firmament staat een solitaire gestalte, goudgeel als een innerlijk licht, en de blik — zichtbaar of onzichtbaar — gericht op een hemel vol tekens, symbolen en stilte 


Zijn schilderij is geen illustratie van geluk, maar een onderzoek naar de plek waar geluk ontstaat: midden in de nacht, als alles stilvalt. De geluksvogel is niet iets wat verschijnt, maar iets wat ín ons ontwaakt. In deze visuele meditatie laat de kunstenaar zien dat zelfs in de leegte betekenis ontstaat — en dat de nacht, hoe blauw ook, kan zingen van hoop



God is een groene vlek

Over een schilderij van Frans Cadée
Er staat een figuur in het niets. Hij zegt niets. Toch lijkt hij te spreken. Wat hij zegt is leeg — een open ballon, getekend in houtskool, zweeft uit zijn mond als een gedachte die nooit tot woord is geworden. De wereld waarin hij staat is schaars gevuld: een vale vlakte onder zijn voeten, een enorme blauwheid boven zijn hoofd, en aan zijn zijde — een vlek. Een groene vlek. 
Frans Cadée schildert geen mensen, maar de schaduw van het mens-zijn. Zijn figuur is lang, dun, bijna transparant, alsof hij elk moment in lucht zou kunnen oplossen. Hij staat, maar zweeft ook. Hij is aanwezig, maar nauwelijks. Zijn voeten kleuren paars en lijken langzaam in de aarde te verdwijnen, als in modder of geheugen. De druipende lijnen in de aarde hem geven de suggestie van vergankelijkheid — als sporen van regen, tranen, tijd.
En daar, in die uitgestrekte blauwe hemel, verschijnt iets dat lijkt op een aanwezigheid. Niet als een gezicht of een vorm, maar als een vlek. Een cirkel van groen, nauwelijks zichtbaar en toch onmiskenbaar aanwezig. Ze zweeft niet, ze hóórt daar. Als een herinnering aan iets dat altijd al was — een gevoel, een aanname, een mysterie. Hij noemt dit werk misschien niet letterlijk “God is een groene vlek”, maar de titel legt precies de vinger op de paradox: dat het onzegbare zich soms toont als het meest banale, het meest vormeloze. Niet als figuur, niet als lichtstraal of stem, maar als iets zonder contour, zonder stem. Als een vlek.
De leegte in de tekstballon — blauw en ongevuld — staat in schril contrast met de suggestie dat er iets gezegd wordt. Maar wat? De stilte is luid. In die stilte schuilt misschien de kern van zijn beeldtaal: het vermogen om ruimte te maken voor wat niet gezegd kan worden. Wat buiten taal valt. Wat enkel in kleur, vorm, en afwezigheid ervaren kan worden.
In dit schilderij zoek Cadée niet naar het verklaren van de wereld, maar naar het aanduiden van haar mysterieuze onderstroom. Zijn werk ademt contemplatie. Het nodigt uit tot kijken zonder antwoorden te verwachten. God, als hij al verschijnt, doet dat niet als een man met een baard, maar als een vlek in het blauw — diffuus, ongrijpbaar, misschien zelfs per ongeluk ontstaan. Dromerig maar daarom niet minder heilig.


“Meerkoet onder Roze Wolken”

Er waait een stille wind door dit schilderij — een fluistering van tijd en gelaagdheid. In een weids, verstild landschap, waarin kleur eerder ademt dan spreekt, schrijdt een eenzame meerkoet. Zwart, sober, en scherp afgetekend tegen een zanderige vlakte, draagt ze de zwaarte van betekenis en mysterie in haar vorm. Ze is het enige wezen in dit veld van vergeten kleuren.
Boven haar drijven roze wolken, vaag en ongrijpbaar, alsof ze net uit een droom zijn geslopen. Ze suggereren zachtheid en melancholie, maar ook iets onwerelds, alsof de lucht zingt in een taal die we ooit kenden, maar vergeten zijn. Hun vorm is nauwelijks afgebakend; ze zweven als herinneringen waarvan de contouren zijn vervaagd.
Het doek is een palimpsest. Onder het huidoppervlak liggen andere werelden, andere schilderijen, begraven maar niet vergeten. Hier en daar duwt een oude penseelstreek zich naar boven, als een fossiel van een vroegere gedachte. Deze lagen maken van het werk een levende huid — dooraderd met geschiedenis, met momenten die ooit belangrijk waren, en het nog steeds zijn, maar nu alleen voelbaar onder de vingertoppen van het kijken.
Links, bijna terughoudend, staat een blauwgrijze vorm. Een schaduw van een gebouw misschien, of een echo van menselijke aanwezigheid in een verder lege wereld. Tussen deze abstracte vlakken en lijnen loopt een draad omlaag uit het niets — als een peillood uit de hemel, een grens tussen het bovenaardse en het aardse.
En dan de meerkoet. Niet zomaar een vogel, maar een dier dat leeft op de grens van water en land. Altijd tussen werelden, nooit helemaal van hier of daar. Haar gestalte is klein maar beladen. Als een zinnebeeld van eenzaamheid, of misschien eerder van onafhankelijkheid. Ze lijkt niet te zoeken, maar te weten. Haar tred is vast, haar silhouet helder. In dit vage, bijna opgeloste landschap is zij het anker, de kern.
Er is poëzie in de eenvoud van dit beeld. Niet de poëzie van rijm of retoriek, maar van het weglaten. Van het uitgummen wat overbodig is. De mystiek zit niet in wat wordt getoond, maar in wat wordt gesuggereerd. Het werk nodigt niet uit tot analyse, maar tot verstilling. Het wil niet uitgelegd worden, het wil dat je luistert — met je ogen.
“Meerkoet onder Roze Wolken” is geen vertelling, maar een ruimte van zijn. Een plaats waar verleden en heden, zichtbare en onzichtbare werelden elkaar kruisen. Waar een vogel niet alleen een vogel is, maar een drager van betekenis, een vraag, een antwoord — of allebei


“Onder de Lantaarn”


Twee figuren — één diep roze, de ander bleek en doorschijnend — lopen hand in hand een nachtlandschap binnen dat even digitaal als dromerig is. Het werk, gemaakt op een iPad, belichaamt een hybride realiteit: kunstmatig en aards tegelijk, geworteld in de esthetiek van pixels maar doordrenkt van vlees, verlangen, vervreemding.
Op het eerste gezicht oogt de scène cartoonesk, bijna speels. Maar schijn bedriegt. De lichamen van de twee figuren zijn uitgerekt, vervormd, vloeibaar — alsof ze zijn opgebouwd uit kleverige verf of gesmolten plastic. Ze lijken net uit een andere dimensie te zijn gewandeld, en dragen de sporen van iets dat tussen erotiek en ongemak zweeft. De ene figuur toont nadrukkelijk een mannelijk geslacht, de ander is poreuzer, zachter, en tegelijk krachtig door haar transparantie. Hun aanraking is intiem en ontwapenend: kwetsbaarheid als gebaar.
De wereld om hen heen is opgebouwd uit visuele tegenstellingen: hard en zacht, hoekig en gloeiend, digitaal strak en organisch grillig. Links glijdt een rode vorm het beeld binnen — amorf, pulserend, als een onbestemd dier of een herinnering aan een lichaam. Rechts wuift statisch digitaal gras onder een zwarte hemel, een detail dat doet denken aan een kindertekening, maar tegelijk een echo draagt van artificiële natuur. De straatlantaarn werpt een smalle kegel licht, niet om te verhelderen, maar om te isoleren. Het is geen veilige verlichting, maar een theatrale spotlight.
De compositie is zorgvuldig uitgebalanceerd maar voelt niet af. En dat is precies de kracht van deze digitale tekening: ze opent meer dan ze afsluit. Er is geen narratief, geen begin of einde. Alleen deze twee figuren, deze vreemde nacht, en het gevoel dat je even getuige bent van een scène die meestal onzichtbaar blijft.
Er spreekt mystiek uit dit werk, niet in religieuze zin, maar in de manier waarop het onverklaarbare als volkomen normaal wordt gepresenteerd. Zoals in dromen de wetten van logica tijdelijk zijn opgeschort, zo bewegen deze wezens door een ruimte die logisch lijkt te zijn opgebouwd maar tegelijk volledig vreemd is.
Dat deze tekening op een iPad is gemaakt, doet niets af aan haar diepgang. Integendeel: het digitale medium versterkt de spanning tussen tastbaarheid en abstractie. Hier geen doek of papier, geen ruwe verfstreek, maar een glad scherm waarop sporen worden getekend van iets essentieels: nabijheid, identiteit, vreemdheid, verlangen.
“Onder de Lantaarn” is een hedendaags ritueel van kijken en gevoeld worden. Een tableau vivant waarin het menselijke lichaam niet tot object wordt gereduceerd, maar een voertuig wordt van betekenis en dubbelzinnigheid Het is een werk dat fluistert in plaats van roept, dat bevraagt in plaats van beantwoordt — een digitaal portaal naar een wereld die misschien dichter bij ons ligt dan we denken.


Met de speelse en raadselachtige titel “Blije Paddenstoelen Man” nodigt dit tweeluik ons uit in een wereld die balanceert op de grens tussen droom en waarneming. In een formaat van 40 bij 20 cm, uitgevoerd in acryl op doek,ontvouwt zich een beeldverhaal dat tegelijk intiem en kosmisch aanvoelt.
Het linker paneel toont twee figuren in een zachte, aardroze ruimte. De rechterfiguur, warmgeel en vol aanwezigheid, contrasteert met de linkse contourfiguur, haast spookachtig, als een herinnering of echo. Een cluster van wit-blauwe stippen zweeft als een energetisch bewustzijn boven het hoofd van de gele figuur – een innerlijke paddenstoelenhemel? De “Blije Paddenstoelen Man” is niet per se een karakter, maar een symbool van transformatie, innerlijke verruiming, of misschien zelfs gewoon van zijn. Hij is getuige van zijn eigen gedachtewereld en zijn omgeving — niet met zwaarte, maar met lichte verwondering. De wit-blauwe stippen rond het hoofd van de gele figuur doen denken aan hersenactiviteit, bewustzijnspunten, of zelfs neurale connecties. Het denken is hier tastbaar, visueel, zichtbaar gemaakt in zijn vluchtigheid. De zon, fel en rond, hangt erboven als een constante waarnemer.
Het rechter paneel opent het innerlijke landschap naar een uiterlijke scène: een heldere lucht met een wolk, een gele grond die doet denken aan zand of vlakten, en een rode, organische vorm die half dierlijk, half abstract oogt – als een droomwezen. Rechts verschijnt een transparante cirkel, als een bol of een soort poort. Ook hier dwarrelen witte stippen – als sterren of resterende gedachten.
Wat deze twee helften verenigt, is hun dromerige symbolentaal en hun gedeelde ritme van cirkels en contouren. Maar ook het contrast tussen het innerlijke (links) en het imaginaire uiterlijke (rechts) – een reis van denken naar zijn, van individu naar omgeving. De “blije paddenstoelen man” is niet zomaar een figuur; het is een gemoedstoestand, een tussenpersoon tussen realiteit en fantasie.
Dit werk nodigt de kijker uit tot een open interpretatie. Is het een ode aan verbeelding? Een visuele dagdroom? Of een speelse reflectie op hoe we de wereld – en onszelf – construeren? Wat vaststaat, is dat het schilderij zich met zachte humor en poëtische directheid een weg baant naar de verbeelding van de toeschouwer.
Het werk is tegelijk speels en existentieel, poëtisch en filosofisch — een stille ode aan de kracht van verbeelding en de lichtheid van het


Acryl op doek
In dit intrigerende werk balanceert Frans Cadée tussen droom en werkelijkheid. De compositie is opgebouwd uit drie sterk contrasterende kleurvlakken: een helder blauw links, een aardse bruintint rechts en een warme oker bovenin. Elk kleurvlak vertegenwoordigt een ander domein van ervaring – water, aarde en lucht – maar ook het innerlijke landschap van de mens.
De mensfiguur links, in grijsgroen afgebeeld en neigend naar het abstracte, staat kwetsbaar en in zichzelf gekeerd. Zijn houding, bijna schaamtevol, roept vragen op over identiteit, introspectie en vervreemding. De witte cirkels en luchtbellen versterken het idee van onderdompeling: fysiek, mentaal of emotioneel.
Opvallend is de schetsmatige contour van een liggend vrouwenfiguur bovenin, haast onzichtbaar verweven met de okergele/gouden achtergrond. Deze schijnbare aanwezigheid – of herinnering – voegt een laag van verlangen of herinnering toe. Alsof de figuur beneden iets verloren is wat ooit boven hem zweefde.
De bomen, als nerven tussen de werelden, suggereren verstilling en verbondenheid met de natuur, maar ook isolement. Hij speelt met textuur en transparantie, waardoor het werk aanvoelt als een visioen, gevangen tussen bewustzijn en droom.
Het roept vragen op over identiteit, eenzaamheid, verlangen en verbondenheid. Is de mens een toeschouwer in zijn eigen bestaan? Of een reiziger tussen werelden? Het doek stelt geen antwoorden voor, maar nodigt uit tot reflectie.
Een poëtisch doek over het zijn – in lagen, in stilte, in vragen